donderdag 12 juli 2007

De vaatdoek mag stinken

Er was er eens een vaatdoek. Hij werkte hard...of liever gezegd...hij werd gewerkt. Het waren altijd anderen die hem gebruikten om het vuile natte werk op te knappen.

Na het eten werd de vaatdoek opgepakt en moest hij het tafelkleed afvegen en etensrestjes verwijderen. Daarna huppekee, onder de kraan, zonder dóórkomen hoor, soms koud water, soms heel warm en dat wist hij nooit van te voren, dat was altijd weer afwachten en even schrikken soms.
Daarna mocht hij even uitblazen op het aanrecht, tussen de kraan en de wand gedrukt. En dan, na de vaat, werd hij weer opgepakt, in de afwasbak gedompeld, uitgeknepen, of beter gezegd uitgewrongen, en daarna rondgewreven en heen en weer getrokken over het aanrecht met een paar afspoelingen ertussendoor. Daarna weer in het vuile afwaswater gedompeld en dan was het fornuis aan de beurt. Weer etensresten, en vet. Dat vet was het ergste, nee, dat was geen prettig werk.

Soms, als hij pech had, moest hij ook de vloer schoonmaken, maar dat was alleen als de Arnold het voor het zeggen had. En als Mies dat zag, nou, dan was het huis te klein hoor. Dat mocht niet, dat was vies, zei ze tegen hem. "Met datzelfde doekje ga jij straks lekker weer het tafelkleed afvegen". De vaatdoek vond dat, door horen zeggen, dus zelf ook niet zo fijn en dan voelde hij zich echt als een vaatdoek. Hij was dan soms ook erg jaloers op de theedoek die al het schone werk mocht doen en altijd zorgvuldig werd opgehangen aan een haakje aan de muur tussen het werk door. En die ook veel regelmatiger in de was mocht om zelf weer lekker schoon te worden.

De vaatdoek werkte dus eigenlijk liever voor Mies, want Mies kneep niet zo hard en die gebruikte ook een prettigere watertemperatuur. Maar ja, met alle emancipatie en zo, werkte hij dus voor allebei. Ach, zo was het leven en hij was uiteindelijk vrij "slijtsterk", dus hij liet zich maar gebruiken, en er waren toch ook wel weer voordelen. Hij hoefde bijvoorbeeld nooit zelf te bedenken over wat hij nou weer eens zou gaan doen en hoe en wanneer, en als hij het echt zat was dan ging hij gewoon lekker stinken en dan mocht hij in de was. En er was niets heerlijker en opwindender dan aan de waslijn wapperen buiten in het zonnetje, een babbeltje met de theedoek (hoewel dat soms wat moeilijk was voor de vaatdoek vanwege de jaloezie) of soms een handdoek of een onderbroek of een behaatje grote maat en die hadden het uiteindelijk ook niet allemaal zo gezellig hoor. Samen hadden ze dan allemaal even een heerlijk dagje met allemaal vrolijk klapperende knijpertjes in allerlei kleurtjes om zich heen. Dan was het net vlaggetjesdag en na zo'n dagje kon de vaatdoek er toch weer even tegen en liet hij zich weer lekker gebruiken!!

Loes

4 opmerkingen:

Inge zei

Ik ga meteen het Bevrijd de Vaatdoek-front oprichten. Wat zijn dit voor middeleeuwse slavernijpraktijken!
Wat doet de vakbond?! Welke zieke ziel heeft dit nare verhaal uit zijn fantasie opgediept? Ik ben geschokt - zwaar geschokt! Dat dit nog kan, anno 2007.
;-)

Ton zei

Ik sluit mij aan bij Inge en ga ook actie voeren. Maar ik begin dicht bij huis (verander de wereld en begin bij jezelf) en stuur mijn vaatdoek met pensioen. Ik heb een vrouwtjesvaatdoek en die zijn dus nog gevoeliger. Daarom heb ik besloten haar permanente rust te gunnen en haar voor het raam te hangen. Kan ze lekker naar buiten kijken. En de aanrecht? Die maak ik voortaan schoon met een uitzendkracht: het papieren vaatdoekje van Lotus Maestro.

Anoniem zei

Ik doe niet mee met de actie voor de vaatdoek. Ik ben zelf zo’n misbruiker en ik ben er trots op.

Josephine

Ton zei

Ik wil even reageren n.a.v. je oproep om zelf een huishoudelijk voorwerp op te geven. Ik voel namelijk heel erg mee met zo'n arme paraplu, die altijd maar weer natgeregend wordt. Soms wordt zo'n arme ziel dan nat en opgevouwen(!) in een hoek gezet. Ik vind dat er voor natte paraplu's een uithuilkamer moet komen, waar ze opengevouwen alle ruimte krijgen om 'uit te huilen'.
Een plu heeft toch al een somber leven: ze komen alleen bij slecht weer buiten en staan bij mooi weer in een donkere kast. Bij harde wind waaien hun ledematen kapot en als hun velletje scheurt worden ze gewoon weggegooid. Vroeger was een paraplu altijd zwart. Dat was niet voor niets: het was een zwartgallig bestaan.